Hoe spreek je met jongeren hierover?
Het begrip identiteit
Het ontwikkelen van een eigen identiteit wordt als centrale ontwikkelingsopgave voor de adolescentie bestempeld. Het gaat hierbij vooral om een ‘gevoel van identiteit’. Dit betreft de ervaring dat men zich in verschillende omstandigheden en op verschillende tijdstippen steeds dezelfde persoon voelt. Dat eigen verleden, heden en toekomst worden ervaren als een zinvol samenhangend geheel en dat men zich erkend en gewaardeerd voelt in zijn of haar sociale omgeving (1). Soms betreft dit gevoel de bewuste ervaring van individualiteit (dat is typerend voor mij), soms de continuïteit van de ervaring (zo ben ik nu eenmaal). En soms gaat het om het gevoel zich te kunnen committeren aan de rol en positie die bepaald wordt in de gemeenschap waartoe je behoort. Het behoren tot een groter geheel waarin jouw rol vastligt. Het ontwikkelen van een gevoel van identiteit verloopt in onze cultuur normaliter grotendeels onbewust. In andere culturen kan het explicieter zijn: de optelsom van taken en verwachtingen en het gevoel deze aan te kunnen. Het resultaat, de identiteit, heeft iets vanzelfsprekends het valt vooral op als het er niet (meer) is.
Vragen
De vragen ‘wie ben ik, op wie lijk ik, etc.…’ zijn vragen die kinderen van alle leeftijden kunnen stellen. Omdat juist in de adolescentie de ontwikkelingsopgave het vormen van een eigen gevoel van identiteit meer actueel wordt, krijgen deze vragen nog meer gewicht. Als hierover moeilijke waarheden te ontdekken zijn dan kan dat leiden tot gevoelens van schaamte, schuld, boosheid, angst en soms ook opluchting. Dit kan heel verwarrend zijn. Het kost tijd om al deze gevoelens te onderzoeken en te verwerken. Soms ervaart de jongere het dan juist als prettig om met een derde, iemand die niet emotioneel betrokken is, deze thema’s te onderzoeken. Daarbij is het belangrijk steeds oog te houden voor geschiedenis die de jongere wél kent en de veerkracht die daarin te vinden is.
Houding van de therapeut, tips voor het gesprek
Hoe praat je met een jongere als je vermoedt dat er moeilijke gebeurtenissen hebben gespeeld? Als hij of zij vragen heeft over wie hij of zij is, in de war is over zijn of haar afkomst, de oorsprong? Of over wie of zij is?
Neem de tijd en wees bescheiden en rustig in je uitstraling zodat de jongere ruimte voelt om te praten. Laat de jongere zelf bepalen of en wanneer hij zijn ervaringen wil delen, en wàt hij wil delen. Jongeren voelen feilloos aan of je oprecht bent in je getoonde interesse en over jezelf. Oprechtheid bepaalt de kwaliteit van het contact en of de jongere uiteindelijk zijn verwarring, vragen en verhaal wil delen. De oprechtheid betekent ook eerlijk zijn over je emoties die zijn of haar verhaal oproepen bij je. Het is goed deze emoties kort te benoemen, want de jongere zal registreren dat zijn of haar verhaal impact op jou heeft. Richt je aandacht vervolgens weer op de jongere, zodat deze de ruimte voelt verder te gaan met zijn of haar verhaal.
Praten met jongeren betekent actief luisteren! Vooral non-verbale boodschappen zijn belangrijk. Deze signalen geven zicht op hoe de jongere zich voelt. Probeer na ieder belangrijk stukje in je eigen woorden samen te vatten en te checken of je goed begrijpt wat de jongere wil zeggen. Wissel open vragen af met gesloten vragen maar laat het initiatief bij de jongere. Bedenk dat het niet allemaal in één gesprek hoeft. Als het contact goed is, dan is humor een goed middel om spanning te laten afvloeien. Tenslotte, wees transparant. Leg uit wat het doel van het gesprek is en waarom je bepaalde vragen stelt. Wees transparant over je eigen reflecties, met andere woorden denk ‘hardop’, zodat de jongere zicht krijgt op jouw ‘innerlijk proces’. Dat vergroot het vertrouwen.
Sommige jongeren kunnen beter focussen op wat ze willen zeggen als ze iets doen. Tegenover elkaar in een spreekkamer levert meestal minder goede gesprekken op. In een positie van 90 graden de stoelen gezet, dus niet frontaal, valt vaak al beter. Maar soms werkt samen wandelen het beste!
Inhoudelijke aandachtspunten
Wanneer er problemen zijn in de relatie met de biologische moeder kan een jongere terughoudend zijn hierover te delen. Loyaliteit speelt altijd een belangrijke rol, niet alleen omdat de moeder soms de enige familie is die de jongere kent. Ook omdat zij deel uitmaakt van de groep, namelijk het gezin, hoe klein ook, waartoe de jongere behoort. Juist dat is in de adolescentiefase zo belangrijk! Het is belangrijk de jongere te steunen in zijn zorg en vragen over en aan moeder. Vermijd iedere vorm van kritiek of wat als zodanig uitgelegd kan worden.
Wanneer er voldoende vertrouwen tussen jou en de jongere is geef je aan dat er mogelijk vragen zijn over en rond de onbekende vader. Zo bied je de jongere de ruimte om de eigen gevoelens en gedachten over de vader te formuleren. Mogelijk heeft de jongere concrete vragen. Het kan zijn dat de jongere ook behoefte heeft de vader te verontschuldigen, het is toch zijn of haar vader. Maak in het gesprek ruimte voor alle mogelijke gevoelens en gedachtes. Daarna kun je bespreken wat de jongere kan doen om een antwoord op de concrete vragen te krijgen. Maar ook hoe moeilijk het is om te leven met vragen waar geen antwoord op komt en wat helpt om dan je leven toch zo goed mogelijk vorm te geven. Vaak is er sprake van ambivalentie ten opzichte van veel onderwerpen. Luister en geef uitleg over ambivalentie. Benadruk ook de normaliteit van ambivalente gevoelens en accepteer dat ze er zijn. Oordeel niet over mogelijke keuzes die te maken zijn. De jongere mag zijn eigen keuze maken, als deel van het leren ontdekken van het Zelf, de eigen identiteit, het eigen narratief.
Onderzoek met de jongere waar en van wie hij of zij steun ervaart of kan krijgen en onderzoek waar de jongere trots op is, wat er goed gaat. Vraag naar uitzonderingen op het dominante verhaal wat de jongere brengt.
Richt je ook op de relatie met moeder. Onderzoek wat er in de relatie gebeurt en peil de bereidheid samen met haar in gesprek te gaan. Stel dit niet te snel voor! Belangrijk is dat de jongerevertrouwen in je heeft.
Zie ook ‘Waar kom ik vandaan’
Oefening
Zorg voor intervisie!
Bespreek regelmatig je eigen gevoelens van verwarring, schrik en mogelijke boosheid met je collega’s zodat ze niet in de weg gaan zitten in contact met de jongere.