Wat en hoe vertel ik het mijn kind?
Moet ik mijn kind wat vertellen over zijn of haar afkomst?
Veel moeders die een kind kregen na gedwongen seksueel contact, hebben geen contact meer met de dader. Zij vragen zich af: Wat moet ik zeggen als mijn kind nu gaat vragen naar zijn vader? Misschien heb jij dezelfde vragen. Het onderwerp is moeilijk. Wat vertel je wel en wat niet. Je schaamt je om te moeten vertellen wat er is gebeurd. Misschien ben je ook bang dat je kind met andere ogen naar jou gaat kijken, en jou gaat afkeuren. Je weet ook niet wat het goede moment is om je kind te vertellen waar zij/hij vandaan komt. Hoe oud moet hij of zij daarvoor zijn? Omdat het onderwerp zo moeilijk is, willen veel moeders het kind verbieden deze vragen te stellen, of ze beloven steeds weer: ‘later’. Een andere manier is om het kind af te leiden. Dat helpt vaak maar heel kort, of niet. Het kind blijft vragen.
Wat gebeurt er in het hart en het hoofd van mijn kind?
De meeste kinderen willen graag weten waar ze vandaan komen. Vooral als ze in contact komen met andere vaders stellen ze de vraag: “Wie en waar is mijn vader?” Door een onvriendelijke of boze reactie of de belofte dat je het later vertelt, wordt je kind nieuwsgierig en blijft het vragen stellen. “Wat is er dat mijn moeder zo reageert …?” Kinderen kunnen van alles gaan fantaseren als ze iets niet weten, ze gaan het verhaal zelf invullen. Vaak klopt dit niet met hoe het echt is. Ze gaan van de onbekende vader een perfecte vader maken, of er een groot verhaal omheen verzinnen. Als moeder meestal boos of verdrietig reageert op een vraag kan het kind ook gaan denken: “Mama houdt niet van me, ze wil me dingen niet vertellen, ze neemt me niet serieus.”
Oudere kinderen zijn erg bezig met de vragen: “Wie ben ik, wat past bij mij, op wie lijk ik?” Hierdoor gaan ze ook vragen: wie is mijn vader? Ook als ze eerder in hun leven geen antwoord hebben gekregen, of een antwoord dat ze niet vertrouwden, komt de vraag opnieuw terug.
Wat kan ik mijn kind vertellen en op welke leeftijd?
Jonge kinderen van ongeveer 3 tot 12 jaar
De informatie die je geeft aan je kind moet passen bij de leeftijd. Het verhaal voor een jong kind moet je als het wat ouder is kunnen aanpassen. Bedenk je dat het voor een kind een moeilijke boodschap is als je zegt dat de vader een slechte, boze man is of een crimineel. Je kind moet verder met dit idee én met de twijfel: “Lijk ik misschien op hem?“
Aan een jong kind, tot ongeveer zes jaar kun je vertellen dat de ontmoeting met zijn of haar vader heel kort was en dat hij verder is gegaan met zijn leven, je weet niet waar. Aan een ouder kind kun je zeggen dat de vader een man is die meer van jou wilde dan jij van hem. Hij heeft jouw liefde gestolen. Hij is weggegaan, je weet niet waar. Spreek begrip uit voor je kind, dat je begrijpt dat het graag antwoorden wil horen. Aan een nog ouder kind kun je uitleggen dat er een onveilige situatie was en dat de vader jou pijn heeft gedaan. Dat was in dié situatie, misschien paste dat niet bij hem. Er is later geen contact meer met hem geweest.
Oudere kinderen, vanaf ongeveer 12 jaar
Aan een nog ouder kind, in de puberteit, kun je meer vertellen over de situatie: de onveiligheid die er was, de situatie waarin je was. Misschien ook kort wat er is gebeurd, zonder details. Begin je verhaal met een ‘algemene schets’. Bijvoorbeeld dat de omgeving onveilig was, dat alle vrouwen risico liepen, en jij was door de situatie gedwongen om daar te zijn. Of dat het met veel vrouwen gebeurde dat ze drugs in hun drankje kregen zonder dat ze het zagen. Of dat er oorlog was, en dat dan veel vrouwen misbruikt worden. Hierna kun je iets over jouw situatie vertellen. Je oudere kind kan meestal wat meer begrijpen. Details over de gebeurtenis zelf hoef je niet te geven.
Hoe vertel ik het mijn kind?
Het is belangrijk dat je het verhaal dat je aan je kind gaat vertellen van tevoren oefent. Kies een moment dat je je sterk genoeg voelt om op de vragen van je kind in te gaan. Bedenk dat het voor een kind niet fijn is om te gaan zitten en een gesprek te voeren. Veel makkelijker is het om een gesprekje te beginnen waarbij je elkaar niet hoeft aan te kijken en samen met iets bezig bent. Bijvoorbeeld tijdens een wandeling, of als je kind bij je op schoot zit en je samen naar buiten kijkt. Wees eerlijk over jouw gevoel. Je mag best zeggen dat je het een moeilijk onderwerp vindt en dat je soms niet weet wat de goede woorden zijn. Wees eerlijk als je kind vragen stelt waar je op dat moment geen antwoord op wil of kan geven. Bijvoorbeeld: “Sorry, ik wil daar nu niets over zeggen, maar ik snap dat je dit vraagt.” Als je kind wegloopt of over iets anders begint te praten betekent dit meestal dat het spannend is. Niet dat hij of zij niet geïnteresseerd is. Als je dat merkt, stop dan even en kom er later op terug.
Met een ouder kind is een langer gesprek mogelijk. Ook dan geldt dat er samen voor gaan zitten ongemakkelijk kan voelen. Tijdens een wandeling of het samen koken is het soms makkelijker voor jullie allebei.
Een aantal tips
Bedenk dat je kind in het hier en nu leeft. Je kind wil zichzelf leren kennen en wil jou leren kennen! Je kind zoekt verbinding. Het antwoord op de vraag “wie ben ik en waar kom ik vandaan?” begint ook bij jouw geschiedenis. Als je een paar positieve jeugdverhalen kunt vinden, over gebeurtenissen en over mensen die voor jou belangrijk zijn (geweest) geeft dat je kind ook antwoorden en houvast. Noem ook wat uiterlijke kenmerken of karaktertrekken die je van jezelf of uit je familie in je kind herkent.
Belangrijk: Bedenk altijd dat je kind jou ziet als mama, en niet als vrouw. Mama is degene die voor je zorgt, je troost geeft, en samen met je speelt. De schaamte en afkeuring over hoe je kind op de wereld is gekomen zit in jouw hoofd, niet in dat van je kind.
Beter een paar keer een kort gesprekje dan één lang gesprek. In korte gesprekjes loopt de spanning niet zo hoog op, ook niet voor jezelf. Het geeft je ruimte om je verhaal laternog wat aan te vullen. Je kind kan dan ook vragen stellen die later opgekomen zijn.
Als jullie het gesprekje thuis voerden en niet samen met iets bezig waren, rond het dan af door samen iets te doen, zoals een spelletje.
Oefening
Denk terug
Kies een moment dat je niet te moe bent en niet boos of gevoelig bent. Zorg dat je lekker zit, en neem de tijd. Denk terug aan jezelf, toen je een meisje was. Was je een nieuwsgierig kind? Hoe werd op jou gereageerd als je vragen stelde? Hoe vond je dat? Denk nu eens aan jouw kind.
Probeer te begrijpen wat er in het hoofd of hart van je kind omgaat. Daarna begin je een spelletje met je kind, bijvoorbeeld een pingpongballetje of veertje tussen jullie in blazen, een autootje tussen jullie heen en weer laten rijden. Met wat grotere kinderen: een klapspelletje samendoen, een liedje zingen, samen met een ballon spelen. Nog grotere kinderen: samen dansen of voetballen.
Wat vertel ik aan anderen?
Anderen kunnen vragen stellen over de vader van je kind. Je hoeft niets te vertellen wat je niet wilt. Aan enkele mensen die je vertrouwt, wil je misschien meer vertellen. Of mensen te vertrouwen zijn leer je na verloop van tijd. Bespreek met mensen die je kent dingen van je zelf, of kleine alledaagse zorgen of problemen en kijk of je jezelf begrepen en gerespecteerd voelt. Tegen anderen kun je zeggen: “Ik heb geen contact meer met de vader van…… Dat is een lange geschiedenis, waar ik het liever niet meer over heb.”
Wat vertel ik aan zorgverleners?
Aan mensen die je helpen, zoals een dokter of therapeut, kan het goed zijn iets meer te vertellen, vooral als zij hulp geven bij het omgaan met je kind. Vertel het alleen als je de zorgverlener vertrouwt. Details geven hoeft niet, als je dat niet wilt. Zorgverleners mogen niets zeggen over dingen die jij ze in vertrouwen hebt verteld. Je kunt hier naar vragen. Als het om andere soort zorg gaat, bijvoorbeeld ziekte van je kind of klachten van jezelf die niets te maken hebben met hoe je kind is verwekt, dan is het niet nuttig om deze informatie te geven.
Formulieren van organisaties
Als je ergens de naam van de vader moet invullen kun je dat vak leeg laten. Je bent niet verplicht om er uitleg bij te geven.